Een hommage aan Jan Andriesse
In de Main Section van de beurs brengt Borzo Gallery een hommage aan Jan Andriesse. De schilder die ‘schaamteloos mooie schilderijen’ wilde maken en een leven lang gefascineerd was door de werking van licht. Wars van trends werkte Andriesse op zijn woonboot aan de Amstel aan een even eigenzinnig als consistent oeuvre.
In de stand van Borzo zijn drie schilderijen uit de nalatenschap van Andriesse te zien, aangevuld met een aantal Waterstudies - pentekeningen van lichtspiegelingen op de Amstel - en nieuw werk van Andriesses vriend en collega Jurriaan Molenaar.
Tot zijn dood in 2021 was Jan Andriesse een sleutelfiguur in de Nederlandse schilderkunst. Het bekendst zijn zijn regenboogschilderijen, een serie grote doeken die hij vanaf 1994 maakte. De eerste regenboog maakte hij voor een vergaderzaal van de Raad van State, maar de opdracht werd hem niet gegund. ‘Ik vroeg mij af wat het mooiste was dat ik de koningin kon geven om naar te kijken. Na maanden kwam ik uit bij de regenboog. Wat is er mooier dan een regenboog?’ Het Tilburgse museum De Pont zou het werk alsnog tonen en uiteindelijk kopen.
Met de regenboogschilderijen begaf Andriesse zich in een terra incognita. Je zou denken dat er voorgangers zouden zijn geweest die zich hadden geweid aan het schilderen van de regenboog, maar dat bleek niet het geval. Hij was de enige. Deze vondst had zijn eigen obstakels, want in een regenboog zijn alle kleuren even licht, maar voor verf geldt dat niet.
Om de intensiteit van alle kleuren even sterk te maken, werkte Andriesse soms maandenlang aan één schilderij. Iedere dag bracht hij een nieuwe laag aan van met marmerpoeder gemengde acrylverf. ‘Stel dat dat 200 dagen waren, dan zitten er 200 lagen op. Het klinkt absurd, maar het is zo,’ zei Andriesse daarover tegen NRC. Die talloze lagen zijn overigens niet te zien op de huid van zijn doeken, die zijn altijd glad gepolijst, maar enkel langs de randen van een doek.
Mede vanwege het grote formaat van de doeken – de regenboog van Museum Jan Cunen meet bijvoorbeeld 190,5 bij 300 cm – en het trage maakproces is de nalatenschap van Andriesse niet groot. Galeriehouder Paul van Rosmalen schat dat naast de Waterstudies zo’n tien schilderijen over zijn. Drie daarvan worden op Art Rotterdam voor het eerst aangeboden.
Andriesse werd in 1950 geboren in Jakarta. Zijn jeugd bracht hij door in El Salvador, om daarna naar Nederland te verhuizen. In 1968 begon hij met een opleiding aan de Vrije Academie in Den Haag, waarna hij begin jaren zeventig ging studeren aan de Ateliers ’63 in Haarlem. Begin jaren ‘70 vertrok hij naar Canada om na enige jaren illegaal naar New York te verhuizen. Daar woonde en werkte hij acht jaar lang.
Om de kost te verdienen werkte hij als huisschilder in kantoorkolossen op Manhattan. Terugblikkend in 2000 noemde hij New York de plek waar hij het meeste had geleerd over de werking van verf en kleur. ‘Ik zag de ruimtelijke werking van kleur en hoe kleur een gewicht kan hebben. Ik zag wat een koud neutraal wit kan doen op een groot vlak, en hoe warm het wit is waarin roze, geel of oranje is gemengd.’
Aan de Amstel
Toen hij in 1986 zijn atelier op een woonboot aan de Amstel betrok, wist hij dat hij voldoende had aan deze plek. De woonboot had een aantal dakramen, waardoor het daglicht ongehinderd kon binnenvallen. Het stelde Andriesse in staat om de wisselwerking tussen verf, licht en kleur tot in detail te bestuderen.
De woonboot bood ook uitzicht op de Weesperzijde. Op een avond zag hij het in het water weerspiegelde licht van de straatlantaarns samenvloeien op een punt in de Amstel.
Hij kon zijn ogen niet geloven, maar raadpleegde Marcel Minnaerts De natuurkunde van het vrije veld (1937). Daarin stond het fenomeen dat hij zojuist had gezien precies beschreven.
‘Afhankelijk van de wind dragen de golfjes het licht. Het is zuurstof, het is ruimte, het is verandering. Het is continue verandering. Het leeft, je kan bijna zeggen dat licht beweegt.’
Ongevoelig voor trends
Jan Andriesse was een opvallende verschijning. Een rijzige man met een Schubert-brilletje en een sonoor stemgeluid die bij voorkeur in het wit gekleed ging. Ook qua ideeën was hij eigenzinnig. Hij was een homo universalis in een tijd waarin de nadruk meer en meer kwam te liggen op specialisatie.
Net als een aantal eeuwen terug maakte hij geen onderscheid tussen kunst en wetenschap. In zijn optiek kon er evenveel schoonheid schuilen in de theoretische natuurkunde als in een schilderij van Vermeer of Weissenbruch, twee schilders die Andriesse bewonderde.
Hij verwerkte dan ook een aantal meetkundige en wiskundige principes in zijn werk zoals de Driehoek van Kepler en de Gulden snede. Over het gebruik van de Gulden snede zei hij: ‘Het is een verhouding die in mijn geval nuttig is omdat hij als vanzelf mogelijkheden genereert, bijna buiten mij om. Hoe meer ik met mijn ego en neuroses in mijn werk afwezig ben, hoe beter het is.’
Mede door die afwezigheid in zijn werk noemt galeriehouder Paul van Rosmalen het werk van Andriesse introvert. Niet iedereen is ontvankelijk voor de combinatie van rust en beweeglijkheid. Een groot gebaar hoef je niet te verwachten bij Andriesse. Dat betekent niet dat hij geen bedoeling had met zijn werk: “Ik wil volmaakte rust schilderen. Bijna een vorm van stilstand, stasis, zonder dat je er bij in slaap valt. Iets wat toch plezier geeft om naar te kijken. Ik wil mijn schilderijen schaamteloos mooi maken.”
Geschreven door Wouter van den Eijkel