De keerzijde van ijzer – Tanea Hynes
Kunstenaar Tanea Hynes groeide op in Labrador City, een afgelezen plaats in Newfoundland en Labrador, Canada, die maar om maar één ding draait: de winning van ijzererts. In haar werk reflecteert Hynes op de impact van deze industrie op de bevolking, de natuur en de identiteit. Aan de hand van fotografie, tekeningen en installaties onderzoekt ze hoe arbeid, natuur en kapitalisme met elkaar verweven zijn.

Het werk van Tanea Hynes is te zien in de booth van KIN in de New Art Section
Een stad gebouwd op ijzer
De plaatsnaam is misschien wat misleidend, want Labrador City geen stad in de gebruikelijke zin van het woord. Het is geen regionaal knooppunt van handel, heeft geen rijk cultureel leven, en jonge mensen trekken er ook niet heen om te gaan studeren. In Labrador City draait alles om de mijnbouw, het startpunt van een mondiale productieketen.
Het stadje ontstond in de jaren ‘60 na de ontdekking van een grote hoeveelheid ijzererts in de regio. De plaats werd opgebouwd volgens de utopische idealen de laat 19e-eeuwse Garden City-beweging. Het moest een gemeenschap worden waarin de mijnwerkers en hun families een goed leven konden leiden. Enige tijd werden die verwachtingen ingelost. In de beginjaren investeerde de Iron Ore Company of Canada in moderne faciliteiten en sociale programma’s, maar na overnames door multinationals als Rio Tinto en Mitsubishi verdwenen deze voorzieningen en verslechterden de arbeidsomstandigheden.
Die sociale programma’s waren geen overbodige luxe als je beseft dat er in de wijde omgeving niets anders is dan bos en wildernis. Als iemand vermist zou worden in de bossen, is het zoeken naar een speld in de hooiberg, merkt Hynes op in haar afstudeerproject. De dichtstbijzijnde grote stad is Montreal, die ligt hemelsbreed op 1250 km afstand - ongeveer de afstand van Rotterdam naar noord-Spanje. Het inwonertal schommelt momenteel rond de 7500. Op het toppunt, medio jaren ’70, woonden er 12.000 mensen.

Die fluctuaties van het inwonertal houden verband met de fluctuaties in de mondiale vraag naar ijzererts. Tanea Hynes werd er in 1996 geboren en maakte de afgelopen decennia meerdere boom- en bustcylci mee. Perioden van economische hoogtij werden afgewisseld door diepe recessies, waarin mensen hun banen verloren, hypotheken niet werden afgelost en huizen onverkoopbaar werden. Deze cycli laten niet alleen hun sporen na in de lokale economie, maar bepalen ook het sociale leven in de stad. Labrador City heeft dan ook een eigen klassensysteem van mijnwerkers en management. Elk met eigen belangen. Regelmatig staan ze lijnrecht tegenover elkaar op het punt van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden.
De mijn als levensader en vloek
Ook Hynes’ leven is onlosmakelijk verbonden met de mijnbouw. Om haar studie te bekostigen, werkte ze vijf zomers als vrachtwagenchauffeur in een open-pit-mijn. Ze ervoer de fysieke en mentale belasting van het werk en de constante druk om de productie op te voeren. De mijnen zijn namelijk constant in bedrijf - 24 uur per dag, 365 dagen per jaar en het werk wordt enkel onderbroken bij ernstige ongelukken. Terugblikkend op die ervaring schrijft Hynes:
‘This experience helped to shape my perspective on global economics, natural resource extraction, human impact on ecological systems, labour politics, and the world at large. I hold an understanding of the unforgiving demands of the mining industry and the place of myself, my family, and my closest friends within that system. I have experienced many close calls and felt the pressures of the endless push for faster production. Furthermore, I have felt my own body resist in ways that I cannot put into words. These experiences fuel my desire to create urgent works of art and photographs, attempts to materialize what can only be felt in one’s gut.’
Dit meedogenloze ritme heeft niet alleen een impact op de arbeiders, maar uiteraard ook op het landschap. Hynes richt zich in haar werk op beide. In meer theoretische verhandelingen over de mijnbouw staat deze vaak, en niet ten onrechte, gelijk aan de vernietiging van de natuurlijke wereld. Maar wie zich, zoals Hynes, in een dergelijke gemeenschap begeeft, ziet naast verveling, verslaving en fysieke pijn ook hoop, saamhorigheid, doorzettingsvermogen. Ze heeft oog voor mensen die geven om de natuurlijke wereld en er afhankelijk van zijn voor fysiek en geestelijk welzijn, ontspanning en vreugde. Zo legt ze vast hoe mijnwerkers hun vrije tijd doorbrengen in de natuur, op zoek naar rust in hetzelfde ecosysteem dat ze doordeweeks ontginnen. De relatie tussen de mijnwerkers, de mijn en de natuur is dus uiterst complex.

Getuigenis en protest
Hynes’ werk wordt vaak vergeleken met de documentaire traditie van Newfoundland en Labrador. In de jaren 1950-1970 speelden documentaires een grote rol in het aankaarten van sociale ongelijkheid en de gevolgen van grootschalige mijnbouw. Sindsdien blijft de mijnindustrie liever uit de media en blijven de poorten gesloten voor buitenstaanders.
In het najaar van 2023 vroeg een jeugdvriendin, die inmiddels een managementpositie had, Hynes om te komen fotograferen in een mijn. Hynes was verbaasd over het gemak waarmee het voorstel werd gedaan. Het feit dat Hynes is opgegroeid in Labrador City en deel uitmaakt van de gemeenschap, zal daarbij een rol hebben gespeeld, het maakt haar een insider. Wellicht heeft het ook te maken met haar minder activistische benadering dan de documentairemakers van weleer. Hynes erkent de paradox van de mijnbouw: deze is destructief, maar vormt tegelijkertijd de bestaanszekerheid van haar gemeenschap.
Die paradox spreekt ook uit haar beschrijving van de beelden die ze in de mijn maakte: ‘While this industry provides vital metals to the ever-expanding world at large, these scenes represent the epicentre of so much chaos, of pain, addiction, sadness, and bleak degradation.’ Enerzijds erkent het ze het belang van de mijnbouw, anderzijds is de prijs die daarvoor wordt betaald hoog.
Remediated
De beelden die ze in de mijn maakte wisselt Hynes in haar serie Remediated af met foto’s van verlaten landschappen waar de natuur zich probeert te herstellen. Plekken die ooit bruisende werkterreinen waren, zijn nu littekens in de aarde. Wat blijft er over wanneer de grondstoffen op zijn en de mijnen worden verlaten, is de vraag die Hynes opwerpt. De langetermijnschade die mijnbouw aanricht wordt in de regel namelijk afgewenteld op lokale gemeenschappen, zoals die van Labrador City.
Deze serie is niet te zien tijdens Art Rotterdam, maar geeft wel een idee waarom Hynes ook hoopvol is. “Remediated, along with the portraits in my exhibition, communicate that there is a path forward, and that we are already on that path. The way forward is not only through physical remediation of the land, but in meaningful, mutually beneficial communion with both the land and with each other.”

De weg voorwaarts
De weg voorwaarts ligt volgens Hynes in een inheemse, anti-koloniale denkwijze, een die de aarde niet ziet als een verzameling te ontginnen goederen, maar als een verlengstuk van onszelf. In deze visie zorgt de aarde voor ons en is ze de belichaming van talen, verhalen en geschiedenissen.
De relatie tussen de mens en de aarde is dan ook het onderliggende, bredere thema van Hynes’ werk. Mijnbouw komt immers overal ter wereld voor, Labrador City is daar slechts een voorbeeld van. De schaal ontstijgt het individu en waarschijnlijk ook ons voorstellingsvermogen. Miljoenen tonnen steen worden verplaatst, rivieren worden omgeleid en bergen verdwijnen ervoor. De mijnwerkers in Labrador City zijn slechts een onderdeel van een systeem dat uit vele schakels bestaat. Ze zien de vruchten van hun werk niet, want de grondstoffen worden elders tot producten verwerkt.
Hynes’ werk is daarmee tegelijk een pijnlijke herinnering aan het feit dat voor iedere industrie een menselijke en ecologische prijs wordt betaald, en een pleidooi voor een andere manier van denken over landgebruik. In plaats van de aarde te beschouwen als een eindeloze bron van economisch gewin, moeten we haar zien als een verlengstuk van onszelf, als een plek die zorg en respect verdient.
Geschreven door Wouter van den Eijkel