Coming soon
Coming soon
Selecteer type
De tiende editie van Prospects, de tentoonstelling van het Mondriaan Fonds, toont werk van alle kunstenaars die recent een bijdrage ontvingen voor de start van hun beroepspraktijk. Nieuw, dit jaar, is de uitbreiding van Prospects in het Expeditiegebouw, recht tegen over de ingang van Art Rotterdam. Aan Prospects nemen 88 beeldend kunstenaars deel. De tentoonstelling wordt voor de derde keer op rij samengesteld door de ervaren gastcurator Johan Gustavsson in samenwerking met junior curator Gabija Seiliute.
Waèl el Allouche, Cindy Bakker, Cedric ter Bals, Marwan Bassiouni, Sophie Bates, Simon Becks, Sjef van Beers, Asgerdur Birna Bjornsdottir, Irene de Boer, Wiosna van Bon, Suzette Bousema, Wiebe Bouwsema, Anna Bravo Pérez, Leon de Bruijne, Ryan Cherewaty, Robin Alysha Clemens, Angelo Custodio, Anders Dickson, Daniel Dmyszewicz, Jurjen Galema, Andrés García Vidal, Elena Giolo, Esmay Groot Koerkamp, Sarah Rose Guitian Nederlof, Gijsje Heemskerk, Laurence Henriquez, Marta Hryniuk, Rosalynn van Hummel, Danae Io, Karlijn Janssen, Honey Jones-Hughes, Lotte Louise de Jong, Maureen Jonker, Sonia Kazovsky, Minne Kersten, Susanne Khalil Yusef, Julia Kiryanova, Bin Koh, Anne Kranenborg, Sarah Ksieska, Tarona Leonora, Nazif Lopulissa (Nasbami), Florence Marceau-Lafleur, Sjoerd Martens, Donglai Meng, Salvador Miranda, Ruben Mols, Rossella Nisio, David Noro, Evi Olde Rikkert, Tjitske Oosterholt, Ana Oosting, Anastasija Pandilovska, Natalia Papaeva, Alice Reis, Flora Reznik, Thom van Rijckevorsel, Duncan Robertson, Victor Santamarina, Joana Schneider, Simone Schuffelen, Hans Schuttenbeld, Miriam Sentler, Mirre Yayla Séur, Katerina Sidorova, Ghita Skali, Kateryna Snizhko, Machiel van Stokkum, Jonathan Straatman, Cécile Tafanelli, Michiel Ubels, Piotr Urbaniec, RJM (Robin) van der Heijden, Luciënne Venner, Lara Verheijden, Jeanine Verloop, Philip Vermeulen, Raquel Vermunt, Wessel Verrijt, Roosje Verschoor, Arian Vette, Majda Vidakovic, Marit Westerhuis, Bente Wilms, Joeri Woudstra, Iris Woutera de Jong, Bernardo Zanotta, Valerie van Zuijlen, Zindzi Zwietering.
Dit jaar wordt de NN Art Award voor de zesde keer op Art Rotterdam uitgereikt aan een buitengewoon talent die een opleiding in Nederland heeft genoten. De jury; Yuki Kho, cultuurjournalist; Alexandra Landré, artistiek directeur Stroom, Den Haag; Charl Landvreugd, hoofd onderzoek & curatorial practice, Stedelijk Museum Amsterdam; Erik Mattijssen, beeldend kunstenaar en winnaar NN Art Award 2021; Elisah van den Bergh, adviseur NN Kunstcollectie heeft de 4 genomineerden bekend gemaakt:
De 4 genomineerde kunstenaars zijn:
Inez de Brauw – Brinkman & Bergsma
Vytautas Kumža – Galerie Martin van Zomeren
Thierry Oussou – Lumen Travo Galerie
Jennifer Tee – Galerie Fons Welters
De werken van de 4 genomineerde kunstenaars zijn te zien in de NN Art Award stand op Art Rotterdam 2022.
De winnaar van de NN Art Award 2022 wordt bekend gemaakt tijdens de Press Preview van Art Rotterdam op woensdag 18 mei. De winnaar van de Publieksprijs wordt zondagmiddag 22 mei online bekend gemaakt. Het publiek kan vanaf half april t/m zaterdag 21 mei middennacht online haar stem uitbrengen via de website van Nationale-Nederlanden. Tevens kan het publiek stemmen tijdens de beursdagen van donderdag 19 t/m zaterdag 21 mei in de beursstand.
De winnaar ontvangt een geldprijs van € 10.000 en een kunstwerk van één van de vier genomineerden wordt gekocht voor de bedrijfscollectie van NN Group. De publieksfavoriet ontvangt een geldprijs van € 5.000,-. Tevens ontvangen de winnaars een online artikel op GalleryViewer.com.
Tijdens Art Rotterdam treft u het werk van honderden kunstenaars van over de hele wereld. In deze reeks lichten we een aantal kunstenaars uit die bijzonder werk tonen tijdens de beurs.
De Braziliaanse kunstenaar Mano Penalva studeerde sociale communicatie en sociale wetenschappen in Rio de Janeiro, met een specialisatie in de antropologie. Daarnaast volgde hij jarenlang kunstvakken aan de Escola de Artes Visuais. Hij is bovenal gefascineerd door materiële cultuur: een overkoepelende term die onder meer in de antropologie wordt gebruikt om te verwijzen naar het totaal aan tastbare objecten uit hedendaagse culturen en culturen uit het verleden. Hoe worden deze producten gemaakt, verspreid en gebruikt?
De kunstenaar onderzoekt deze materiële cultuur in relatie tot gedragsveranderingen en globalisering. Zijn voorkeur gaat daarbij vooral uit naar alledaagse objecten die tot handelswaar gemaakt zijn en zowel een lokaal als globaal karakter hebben — als gevolg van een steeds intensiever, industriëler en internationaler wordend productieproces. Penalva is geïnteresseerd in de manieren waarop objecten maar ook beelden zich exponentieel verspreiden over de wereld. Deze uitwisseling kan ook iets onthullen over de sociaaleconomische en culturele realiteit van een bepaald volk of een achterliggende koloniale geschiedenis.
Penalva verzamelt alledaagse voorwerpen die hij vindt op straat of tijdens zijn vele reizen langs grote wereldsteden, waarbij hij vooral de populaire straatmarkten niet overslaat. De kunstenaar maakte voor eerdere werken onder meer gebruik van het zeildoek dat gebruikt wordt in deze kraampjes. Hij verzamelt en koopt materialen als borduurwerk, appliqué patches, netten, jutezakken, nylon strips, haken, borstels en veiligheidsgordels. Voor een recente reeks uit 2021 gebruikte Penalva raffia verpakkingszakken die worden gebruikt voor onder andere meel, kunstmest, post en bruine suiker.
Deze voorbeelden van materiële cultuur eigent de kunstenaar zichzelf vervolgens toe, waarna hij het uit hun originele context haalt om zo tot nieuwe, poëtische betekenissen te komen. Verkoopstrategieën spelen daarin ook een rol. Voor het werk ‘Maiz’ maakte Penalva bijvoorbeeld een maiskolf van Cheetos (chips), in het formaat van een populaire maissoort die in Mexico wordt verkocht maar wordt geïmporteerd uit de Verenigde Staten. Hij fotografeerde dat object en drukte er vervolgens drieduizend ansichtkaarten van af, die hij uitdeelde aan lokale souvenirverkopers in Mexico-Stad. Zij mochten de opbrengsten van de verkoop vervolgens houden. De kunstenaar probeert hiermee iets te vertellen over materiële cultuur, maar ook over de effecten van globalisering.
Penalva werkt voor zijn praktijk in verschillende media, waaronder schilderkunst, fotografie, video, sculptuur en installatie. Zijn werk wordt soms vereenzelvigd met de Braziliaanse cultuur omdat hij veel gebruik maakt van karakteristieke lokale items, maar door nieuwe toepassingen krijgt het materiaal een grenzeloos karakter. De kunstenaar is bovendien geïntrigeerd door het idee dat een object of woord verschillende betekenissen kan hebben in verschillende culturen. Hij zoekt naar objecten die deze grenzen overstijgen en daarmee een symbool worden voor globalisering, om ze vervolgens in een nieuwe context te plaatsen. Een terugkerend thema is de tegenstelling tussen het (private) huiselijke leven en het meer vluchtige (publieke) leven op straat, en de manieren waarop die onze waarden en gewoonten beïnvloeden.
De afgelopen jaren rondde Penalva onder meer residenties af in Mexico, Miami, Brussel, New York en Brazilië. Zijn werk werd wereldwijd tentoongesteld, onder meer in Brussel, Mexico, Barcelona, Venetië, Parijs en New York. Tijdens Art Rotterdam is zijn werk te zien in de booth van Galerie Felix Frachon.
Tijdens deze speciale lente-editie van Art Rotterdam bevinden zich op het buitenterrein van de Van Nellefabriek een record aantal van zeventien grootschalige werken en installaties. De verhalen achter deze werken leest u hier.
Vriend van Bavink | Teun Castelein
Het project Totems van kunstenaar Teun Castelein is een reactie op de verregaande regulering van ons publieke domein met een veelheid aan voorschriften en regels. Het project is een experimentele zoektocht naar ruimte voor het artistieke binnen het strikte, voor wat free jazz op de gebaande paden. De serie verkeersborden wordt na aanschaf bij u in de straat geplaatst. Borden zijn ook los te bestellen.
Martin van Zomeren | Paul Geelen
Mothership (…) is een grote hangende keramieken sculptuur die een langere periode in het werk van Paul Geelen omvat en voortkomt uit een onmiddellijke fusie tussen een reeks tegenstrijdigheden en onevenwichtigheden; een anekdote en de visuele associaties tussen een slakkenhuis en de mutaties van het haar op het hoofd en de Uṣṇīṣa van Buddha.
Naast de directe impact – of bij toenadering, sommige nauwere spanningen tussen formele, abstracte en semantische associaties – laat de ‘performatieve’ aanwezigheid van levende slakken op de twee lichamen zich kenmerken door een chemische reactie tussen de brons glazuur en het weke lichaam van de slak.
Deze sporen – die een iriserend etsend effect en een permanente tekening achterlaten – onthullen een kleurrijk potentieel en transformeren de slak van een tijdelijke figurant in een nederige hoofdrolspeler, beschermer en martelaar tegelijkertijd.
Opmerking: Een slak is van nature in staat om zichzelf aan te passen en te beschermen binnen strengere situaties.
Mondriaan Fonds| Wiebe Bouwsema
Begrenzing is voor Wiebe Bouwsema een terugkerend thema: tussen het stoffelijke en het onstoffelijke, tussen binnen- en buitenruimtes, tussen de actuele en de virtuele wereld en tussen mens en natuur. In zijn werk brengt hij die tegenstellingen samen en laat hij ze in elkaar overvloeien om ze tegelijk op te heffen en te benadrukken. Je kan het als beklemmend zien, als duister, maar ook als verstild en poëtisch, als een figuur die zich – net als de ‘gevangenen’ van Michelangelo – nog uit de materie moet vrijmaken.
Opperclaes | Onno Poiesz
De blauwen
Met de blauwen heet Onno Poiesz het publiek welkom.
Het werk is feestelijk bedoeld, maar is ook een verwijzing naar oorlog en pandemie, ofwel eigentijdse ‘blues’ die het begin van 2022 beheerst.
NEST | Eugenie Boon
The Pawns that Wandered in Promised Land is een installatie die een analogie creëert tussen het fysieke en het spirituele, versmolten met verwijzingen uit de Hebreeuwse literatuur, filosofie en bordspellen.
“Het Beloofde Land” verbeeld in de Hebreeuwse literatuur een hersteld vaderland dat verlossing en bevrijding brengt, en wordt gepresenteerd als een doel dat bereikt moet worden. Met dit werk suggereert Boon dat het Beloofde Land niet alleen een fysieke plaats is, maar dat deze ook kan worden begrepen als een gemoedstoestand waarbij het brein het belangrijkste slagveld is, hier figuratief voorgesteld als een bordspel waarop de pionnen reactief of proactief kunnen bewegen in hun benadering van dit begrip.
Met deze installatie reflecteert Boon op dat wat gezien én ervaren kan worden versus dat wat niet gezien en toch ervaren kan worden. De ervaring is constant, terwijl de componenten eromheen veranderen door visualisatie.
Josilda da Conceição | Bernardus Baldus
In mijn werk onderzoek ik de macht en invloed van de corporate taal- en beeldcultuur en haar disciplinerende werking op de samenleving. Een cultuur waar alles maakbaar én controleerbaar is op basis van cijfers en efficiëntie. Ik word geïnspireerd door zaken als efficiëntie denken, succes en maakbaarheid, ondernemerschap, positiviteit, transparantie, kantoorarchitectuur en kantoorartikelen. Dit leidt tot zakelijke objecten (sculpturen), performances, tekeningen of foto’s die fungeren als schijnbeelden (simulacrum of simulatie). Dat de symboolwaarde -zoals luxe en/of status- hiervan belangrijker is dan originaliteit en authenticiteit vind ik prikkelend. Zelf beschouw ik als kunstenaar originaliteit ook als een betekenisloos, leeg concept. Baudrillard noemt dit de ‘ironie van het object’.
In mijn werk gebruik ik ironie als een dubbelzinnig spel waarmee ik de toeschouwer kan verleiden, verrassen of laat twijfelen. Het meest spannende aan ironie is dat het functioneert door middel van het ongezegde oordeel. Om ironie te begrijpen, zijn context en voorkennis van belang om datgene wat niet wordt uitgesproken, te begrijpen. Als ik, door middel van ironie, de toeschouwer vraag te begrijpen dat in mijn werk een moreel oordeel ligt besloten, dan moeten zowel de toeschouwer als ik dat oordeel delen om het onuitgesprokene te begrijpen. Dat lukt niet altijd.
Met mijn ironische, kritische werk wil ik de grens oprekken tussen wat men van kunst verwacht en wat het nu is. De context en/of voorkennis van de toeschouwer zijn hierbij belangrijke aspecten.
Josilda da Conceição | Marjolein Witte
Seduction is een sculptuur die een vervolg is op de sculptuur Evolution die Witte in 2019 maakte voor de tentoonstelling Meesterlijke Vrouwen in Stedelijk Museum Schiedam. Met het maken van robuuste, brutale en opvallend gekleurde geometrische constructies onderzoekt Witte hoe we als groep of individu ruimte innemen en de wereld naar onze hand proberen te zetten. De behoefte om gezien te worden zit in de kern van ons bestaan. We zoeken naar bevestiging van onze identiteit in het gezin, in een relatie, op het werk, in de maatschappij en in de wereld. Zoals ook in het dierenrijk gebeurt, hebben mensen allerlei manieren bedacht om op te vallen en plaats in te nemen met verschillende zintuiglijke middelen. Op microniveau is het hier de kunstenaar die als een vogel haar verendek spreidt in een poging de toeschouwer te verleiden.
Galerie Nadja Vilenne | Charlotte Lagro
Charlotte Lagro werkt met gevonden objecten en bevrijdt deze van hun beoogde functie om ruimte te maken voor nieuwe mogelijkheden voor uitwisseling en verlangen. Ze stript de voorwerpen, speelt ermee en transformeert ze, maakt er video’s over, en nodigt vaak anderen uit deel te nemen aan dit proces. Met lichte toets laat Lagro zware objecten bijna gewichtloos aandoen. Het werk “The Beginning and Ending is Always Ambiguous” focust op de umbilical (navelstreng), een kabel die wordt gebruikt om diepzeeduikers van zuurstof, licht- en communicatiesignalen te voorzien. Vanaf honderd meter diep klimmen duikers aan deze kabel, hand voor hand, terug omhoog naar de oppervlakte. In het water bevatten de met lucht gevulde slangen precies genoeg ballast om rustig weg te zinken. Deze artificiële levenslijn materialiseert de kwetsbaarheid van het menselijk bestaan. En de zoektocht naar het vertrouwde in het onvertrouwde met geknutselde extensies. Een optimistisch reliek van het menselijk streven om de luchtbel te verlaten.
PHOEBUS Rotterdam | Esther Bruggink
I would like to escape from the watery depths, to become human and live in the golden sunshine! – zo zingt de kleine zeemeermin uit het sprookje van Andersen, in Dvorak’s opera “Rusalka”. In haar verlangen naar de prins offert zij haar stem en daarmee haar ‘eigenheid’. Zij verliest zichzelf in kwetsbaarheid en de prins moet haar laten gaan… Vol verdriet lost zij op in het schuim van de zee. In de sculptuur is een structuur van aders en schubben te zien, terwijl de longen op Rusalka’s rug naar engelenvleugels verwijzen
Winterlicht Schiedam | Leonard Passchier
Alarm!
UV-licht is essentieel voor alle levende organismes op aarde, maar het doet ook kapitaal groeien. In de achtertuin van Rotterdam, het Westland, zie je steeds vaker de paarsblauwe led UV-lampen oplichten. Wordt kunstmatig licht onze toekomst? Kunnen we straks niet meer zonder? Wordt het onze enige manier om aan de broodnodige vitamine D te komen, in een wereld waar het kunstmatige een steeds grotere rol krijgt?
Passchiers baken schreeuwt om aandacht. Het is vijf voor twaalf geweest en ons klimaat verandert snel. Waarschuwt dit baken ons voor het stijgende water? Kunnen we dit lichtbaken vertrouwen, erop navigeren? Of ondergaan we dan het lot van vliegjes en muggen die te dicht bij UV licht komen en verbranden?
Het baken is in december 2022 onderdeel van het lichtkunstfestival Winterlicht in Schiedam, dat plaatsvindt in het Julianapark.
Jaap Sleper | V&B (Alex Jacobs en Ellemieke Schoenmaker)
Gedurende miljoenen jaren heeft onze wereld zich gevormd door verschillende geologische processen. Ik stel u graag voor aan ‘Continental Drifter no.3’, de promotor van deze lang vergeten geschiedenis.
Stenen zijn zeer gevoelig voor hun omgeving en vooral voor trillingen. Deze sensibiliteit heeft een effect op hun oppervlak.
Mijn uitstraling is aaibaar. Dit komt doordat ik besta uit vele lagen gekleurd gips die geschuurd zijn totdat mijn huid gepolijst aanvoelt. Daar waar nodig ben ik gerestoreerd en is er tekening opgebracht om zo dicht mogelijk bij een gevoel te komen:
‘Hoe zou het voelen om een rotsblok te zijn; hoe was het toen dinosaurussen over de aarde liepen. Stenen kunnen misschien niet spreken, maar ze vertellen ons wel iets en we moeten luisteren. Want, ook al weten we niet veel over het bestaan buiten de mens, we kunnen wel proberen ons dat voor te stellen….’
Albada Jelgersma | Jelle Koorevaar
Een populist schept zijn eigen beeld van de wereld, samen met zijn volgers. Met elkaar creëren ze hun eigen waarheid binnen de realiteit. Ze zijn van elkaar afhankelijk. Zonder zijn volgers is de populist niets. Het deel uitmaken van het wereldbeeld van de populist is wat een volger het gevoel geeft ergens bij te horen. Populisme laat deze interactie tussen een centraal figuur en zijn volgers zien. In een groot, spinachtig web hangt een machine. Vanuit een centraal punt zetten de machine en het web samen iets in beweging. Beiden zijn van elkaar afhankelijk. Zonder de machine hangt het web stil. Zonder het web zou de beweging gewoon in de machine zijn. Uiteindelijk is het onduidelijk wie de controle heeft.
Mondriaan Fonds | Roosje Verschoor
Een onderzoek naar het begrip ‘hamsteren’, leidde Roosje Verschoor terug naar de voedselschaarste die in de Eerste Wereldoorlog onder de arme bevolking in Nederlandse steden heerste. Het Amsterdamse Aardappeloproer dat zich in deze periode afspeelde is de kern van dit werk. Vanuit een frietkar deelt Verschoor kleine puntzakjes patat uit. Een handeling die refereert aan de periode waarin aardappelen op de bon waren. Tegelijkertijd verwijst de snack naar de verwende patatgeneratie, zoals Verschoor en haar leeftijdsgenoten genoemd worden. Op de puntzakjes staat een QR-code die leidt naar een digitale kaart waarop te volgen is waar en hoe zich in Amsterdam het oproer afspeelde. In dit Boezelaarskompas, genoemd naar de schorten die de vrouwen droegen, is archiefmateriaal en fictie samengebracht. Archiefmateriaal verwerkte zij ook in collages op papier dat gemaakt is van aardappelschillen. Laatste onderdeel van deze zoektocht naar Nederlands bekendste volksvoedsel is een serie kostbare bronzen aardappelen.
Mondriaan Fonds | Jonathan Straatman
Jonathan Straatman maakt architectonische installaties; sculpturen met een binnen- en een buitenkant. De nadruk ligt daarbij op de beleving van de binnenruimte. Zijn architectonische assemblages zijn een soort ‘mindmaps’, een vertaling van ideeën en concepten naar ruimtes waar je doorheen kunt lopen. Ook bij dit werk speelt de manier waarop je door de installatie beweegt een belangrijke rol. Het werk gaat over de drang van het willen vasthouden en doorgronden van een werkelijkheid. In het hart van de ervaring wacht een soundscape die Twan Bracco Gartner speciaal voor deze sculptuur maakte.
Trendbeheer | Toine Dutch Bushman Klaassen
Not For Sale is een levende installatie. Hedendaagse archeologie in laboratorium van make-believe: generatio spontanea, visuele chemistrymix.
Lumen Travo Galerie | Thierry Oussou
De vlag “Equilibrium Wind” maakt deel uit van het lopende project dat kunstenaar Thierry Oussou de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, gericht op de katoenplantages in het district Panouignan in Benin en de aanzienlijke impact die ze hebben op de economische groei van het land.
Katoen is een belangrijk Afrikaans product in de geglobaliseerde arena. Het komt aan bod in internationale verhandelingen en debatten over privatisering, armoedebestrijding, landbouwsubsidies en duurzame ontwikkeling. Maar in tegenstelling tot goud of olie, groeit katoen van de inspanningen en het zweet van miljoenen kleinschalige boeren. Huishoudens en hele gemeenschappen zijn er afhankelijk van.
Deze vlag vertegenwoordigt alle mensen die in de schaduw werken. Het is een symbool voor de boeren die hard werken en niet gezien worden in onze samenleving. Oussou verbindt de punten van de katoenproductie opnieuw en wijst op de volgorde van acties die we als consumenten vaak vergeten.
Tim Wes
“Dit is mijn beste werk tot nu toe”, aldus Wes. Zijn verfijnde smaak voor culturele vermenging en het vermogen om de status quo van de universele perceptie van kunst uit te dagen, gaf leven aan genre overstijgend kunstenaarschap. De energie die zijn werk draagt, weerspiegelt zijn disruptieve maar helende visie op de wereld. In zijn nieuwste werk laat Wes zien dat de term uomo universale, tegenwoordig ook wel multidisciplinair kunstenaar genoemd, nog steeds bestaat. Zoals Da Vinci dit in de 15e eeuw belichaamde, zo herdefinieert de Rotterdamse maker de definitie van deze term, door ongekende vernieuwingen in hedendaagse velden neer te zetten. Een blauwdruk voor de nieuwe orde. Met de installatie Trauma Triggers Triumph vertelt hij met film, muziek, doek en objecten zijn verhaal en dat van vele anderen.
Tijdens Art Rotterdam tref je het werk van honderden kunstenaars van over de hele wereld. In deze reeks lichten we een aantal kunstenaars uit die bijzonder werk tonen tijdens de beurs.
Sommige verhalen zijn zo goed dat het beter is om ze niet helemaal te checken, want dan blijft er niks van over. Dat geldt ook voor het poëtische werk van de Nederlandse videokunstenaar Guido van der Werve. Zijn werk kan je het beste ondergaan, maar zodra je het wilt verklaren, ontglipt het je. Vijf jaar na een ernstig verkeersongeluk is hij terug met zijn eerste lange speelfilm. Op Art Rotterdam toont Grimm Gallery alvast een deel, Act 10 – spice of life, death drive.
In zijn films verkent videokunstenaar Guido van der Werve de grenzen van wat fysiek mogelijk is. Zo rende hij meerdere marathons om zijn huis in Finland, volbracht hij een ruim 1700 kilometer lange triatlon om aarde uit de tuin van het geboortehuis van zijn lievelingscomponist Chopin te brengen naar diens laatste rustplaats in Parijs, en rende hij in een dag van New York naar Valhalla (NY) waar Rachmaninov begraven ligt. Ook liep hij een marathon onder de drie uur – een prestatie van formaat. Tot 2016 kon Van der Werve al zijn interesses kwijt in zijn films, totdat hij dat voorjaar betrokken raakte bij een ernstig verkeersongeluk in Berlijn.
Na een maand ontwaakte Van der Werve (NL, 1977) uit een coma en begon het lange revalidatieproces. Zonder het te weten had hij zichzelf getraind om zo’n klap te boven te kunnen komen. De kunstenaar verdween vijf jaar uit de publiciteit en werkte ondertussen aan zijn eerste lange speelfilm. Nummer achttien – the breath of life gaat over het revalidatieproces waarbij hij alles opnieuw moest leren – van leren lopen tot spreken en van hardlopen tot piano spelen -, maar waarbij hij vooral zichzelf opnieuw moest leren kennen.
De volledige speelfilm gaat begin september in de bioscoop in première en bestaat uit 12 op zichzelf staande muzikale videokunstwerken. Op Art Rotterdam toont galerie Grimm Act 10 – spice of life /death drive waarin de kunstenaar zelfmoord overweegt, rouwt om het overlijden van zijn vader en stilstaat bij de teloorgang van de aarde. Tijdens het paddenstoelen zoeken in de bossen rond zijn huis op het Finse platteland vindt Van der Werve twee platte stenen waarop hij zijn eigen Tien Geboden zet. Zo zijn ieder ras en seksuele geaardheid gelijk, moeten onderwijs, sport en cultuur gratis toegankelijk zijn voor iedereen, hebben mensen geen rechten over flora en fauna en is geluk overschat. Hij plaatst de stenen op het graf van zijn in 2013 overleden vader.
Van der Werve verwierf internationale bekendheid met films waarin hij zijn performances vastlegt. Daarin behandelt hij thema’s als eenzaamheid, ontworteling en heimwee, de futiliteit van het bestaan en de nietigheid van de mens ten opzichte van de natuur.
Nummer achttien is een zeer persoonlijk project, maar afgaand op Act 10 is het ook een typische Van der Werve met muziek die ter plekke wordt uitgevoerd door een orkest, zwarte humor, en geijkte thema’s als onze verhouding tot de natuur en de dood.
De IJsbreker
In 2007 brak Van der Werve door met Nummer acht – everything is going to be alright. Een film van ongeveer 10 minuten waarin op een eindeloze ijsvlakte in de verte een ijsbreker op ons afkomt. Vlak daarvoor loopt Van der Werve met een stoïcijnse blik. Je hoort het ijs breken en de motor van het schip ronken, maar doordat verdere referentiepunten ontbreken, is het voor de kijker moeilijk vast te stellen hoeveel meter er precies zit tussen Van der Werve en de boeg van de ijsbreker.
Een iconisch beeld waarnaar je met ingehouden adem kijkt. Achter Van der Werve stort de wereld in en als hij niet doorloopt wordt het geheid zijn ondergang. Voeg daarbij de uiterst sobere cameravoering, bestaande uit een enkel shot dat op grote afstand slechts registreert wat er gebeurt, waardoor je direct beseft dat Van der Werve er alleen voor staat – en in het verlengde daarvan wij allemaal.
Een vijf-seconden ideetje
De ideeën voor zijn films ontstaan vaak terloops en vanuit een bepaalde gemoedstoestand.
Verwacht dan ook geen sluitend betoog of ijzeren logica bij Van der Werve. Het is eerder romantisch of poëtisch: als je zijn werk probeert te doorgronden, ontglipt het je en maak je het kapot. In een recent interview met NRC zei hij daarover: “Ik ben niet verbaal ingesteld, maar wel conceptueel. Met conceptueel bedoel ik apofenie: dat je tussen dingen parallellen of patronen ziet die er niet zijn. Vaak ligt er een simpel vijf-seconden-ideetje ten grondslag aan een werk. Zo’n ideetje komt voort uit een bepaalde intuïtieve gemoedstoestand. In Finland hing ik eens over de rand van een veerpontje en zag het ijs breken. Het was niet de beste tijd in mijn leven, ik verkeerde in een distopische sfeer. Ik vroeg mij af hoe het zou zijn om over dat brekende ijs te lopen. Zo ontstond Nummer acht.”
De ideeën voor de films ontstaan weliswaar in een paar seconden, maar de uitvoering ervan vraagt vaak veel tijd. Om van de eeuwige vraag af te zijn of zijn werk nu performance- is of videokunst, besloot hij vanaf zijn eerste film te werken met een professionele filmcrew. Mede daardoor staat deze ook 20 jaar na dato nog als een huis.
Een andere constante in de films is het gebruik van klassieke muziek. Geregeld figureren orkesten in zijn werk, hetgeen niet enkel voortkomt uit zijn liefde voor muziek uit de Romantiek, bepalend is ook dat muziek volgens Van der Werve een directere emotionele werking heeft op het publiek dan beelden. “Voor mij is muziek een manier om mijn werk poëtisch te maken, ik wil een atmosfeer creëren en ik wil zeker niet verbaal uitleggen waar mijn werk over gaat. Het zijn geen rationele beslissingen die ik neem, het is iets intuïtiefs. Ik zie het als de taak van de kunstenaar om dingen op een hoger intuïtief plan te brengen.” Sinds 2007 componeert Van der Werve de muziek bij zijn films.
Nummer twee
De films van Van der Werve zijn zeker niet allemaal kommer en kwel, want ze leunen ook op ironie en zwarte humor. Denk aan het reclamevliegtuigje dat een banier met de tekst It was not enough voorttrekt in Nummer vier of aan de monotoon voorgedragen korte tekst waarmee Nummer twee begint: ‘s Ochtends kan ik niet opstaan, ‘s middags verveel ik me, ‘s avonds ben ik moe en ‘s nachts kan ik niet slapen.
Van der Werve schreef de tekst tijdens zijn studie Russisch in Sint Petersburg. Als huiswerk moest hij een contactadvertentie schrijven. Het resultaat was weinig wervend. Die middag was hij getuige van een dodelijk auto-ongeluk en ‘s avonds bezocht hij een balletvoorstelling. Hij verwerkte al deze gebeurtenissen in een film die zich op een enkele locatie afspeelt: de straat waarin hij opgroeide.
Voor de Nederlandse kijker is het contrast tussen het dodelijk ongeluk, het klassieke ballet en de volslagen inwisselbare straat met jaren ‘70 bouw direct duidelijk. Het heeft iets absurdistisch, iets magisch realistisch. Een verkeersdode en een ballet, dood en schoonheid op een plek waar nooit iets lijkt te gebeuren; een plek die synoniem is voor voorspelbaarheid en verveling.
Tijdens Art Rotterdam tref je het werk van honderden kunstenaars van over de hele wereld. In deze reeks lichten we een aantal kunstenaars uit die bijzonder werk tonen tijdens de beurs.
De geliefde videosectie Projections wordt dit jaar getransformeerd: in plaats van één ruimte met videopresentaties vind je deze werken nu verspreid over de beurs, in speciaal gereserveerde videoruimtes in de booths van verschillende galeries. AKINCI toont bijvoorbeeld een prikkelend videokunstwerk van het kunstenaarsduo Margit Lukács & Persijn Broersen: ‘Fix the Variable, Exclude the Accidental, Eliminate the Impure, Unravel the Tangled, Discover the Unknown’ (2021).
Voor dit werk liet Nederlandse kunstenaarsduo zich inspireren door de beroemde Zweedse natuuronderzoeker Carolus Linnaeus: de eerste wetenschapper die een uniform systeem bedacht om levende organismen als planten en dieren te classificeren — in feite een manier om controle uit te oefenen op de natuur. Linnaeus had een bijzondere band met de toenmalige ‘Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden’, waar hij zijn studie medicijnen afrondde en verschillende boeken en artikelen schreef, waaronder zijn beroemde ‘Systema Naturae’ (1735—). Hij was bovendien lijfarts van de rijke bankier en VOC-directeur George Clifford III, een baan die Linnaeus combineerde met een rol als supervisor van diens botanische tuin en dierentuin. Want Clifford had honderden plantensoorten meegenomen tijdens zijn vele reizen, net als tijgers, apen, verschillende vogelsoorten en Indische herten. Linnaeus was met name gefascineerd door de buitenlandse planten uit de collectie en deelde die in in zijn ‘Hortus Cliffortianus’ (1937). Als je met hedendaagse ogen naar Linnaeus’ classificatiesysteem kijkt dan is dat systeem natuurlijk helemaal niet zo objectief, bijvoorbeeld als je kijkt naar hoe hij menselijke “variëteiten” beschreef — hij gebruikte het woord ras niet. Maar ook als je kijkt naar zijn weergaven van tropische plantsoorten, die hij niet neutraal beschreef, maar juist als een geïdealiseerde versie. En dat is opvallend omdat Linnaeus zijn rigide systeem juist beschouwde als het summum van objectiviteit.
In het videowerk van Lukács & Broersen zien we een reeks hyperrealistische, virtuele, dansende planten, geïnspireerd op Linnaeus’ weergave van de tropische plantencollectie van George Clifford III. Toch ogen de geanimeerde planten in dit videokunstwerk nét niet echt, waardoor je als kijker een bepaalde vervreemding voelt die misschien te vergelijken is met het uncanny valley effect — het onbehaaglijke gevoel dat we krijgen als een robot teveel op een mens lijkt, maar ook nét niet genoeg. Het natuurlijke en het virtuele gaan in dit werk een relatie aan die je als kijker als onnatuurlijk ervaart. De bloemen en planten in de video bewegen eerst zacht, alsof ze enkel in beweging worden gebracht door een zacht briesje. Na een tijdje worden de bewegingen steeds woester en dreigender, alsof de planten proberen te ontsnappen uit hun opgelegde keurslijf. De choreografie achter de beweging is niet toevallig en is geprogrammeerd op basis van de bewegingen van opstandige menigten en natuurkrachten. Deze bewegingen staan in contrast met de statische weergaven die Linnaeus vereeuwigde in zijn ‘Hortus Cliffortianus’. De meeslepende pianomuziek van concertpianist Daria van den Bercken wordt in het videowerk abrupt opgevolgd door protestmuziek van de Amerikaanse revolutionair en componist Frederic Rzewski, die vorig jaar overleed. De gekozen composities grenzen aan het atonale, dat door luisteraars vaak als onnatuurlijk wordt ervaren. De muziek loopt bovendien niet synchroon met de beelden, waardoor je iedere keer net een andere combinatie van beeld en geluid zult zien.
Margit Lukács & Persijn Broersen spelen in hun werk met verschillende spanningsvelden. Ze houden zich enerzijds bezig met de manieren waarop fictie de realiteit dicteert, en vice versa. Anderzijds kijken ze naar de relatie tussen mensen en hun directe omgeving: de natuur, maar ook de samenleving. Hoe wordt deze relatie beïnvloed door de grote hoeveelheid aan media die we dagelijks, bewust en onbewust, consumeren? De kunstenaars willen in hun werk laten zien hoe realiteit, fictie en (massa)media intrinsiek met elkaar verweven zijn. Dat benadrukken ze door gefilmd of gefotografeerd beeldmateriaal te combineren met digitale animatie en beelden uit de media. Hun werken vormen zelf ook vaak parallelle werelden, die meestal een afspiegeling vormen van onze maatschappij en visuele cultuur. Ze zijn daarbij in het bijzonder geïnteresseerd in de manieren waarop mensen natuur ervaren en construeren. De kunstenaars benoemen daarbij onderwerpen als eindeloze reproductie en onze focus op sierlijkheid en oppervlakkigheid. Want hoewel onze schermen grenzenloos en tijdloos zijn bieden ze ook een afgeplatte werkelijkheid. En we brengen steeds meer tijd door in onze virtuele werelden, wat ook weer invloed heeft op de manier waarop we ons verhouden tot de natuur.
Onze verstoorde relatie met de natuur komt ook op interessante wijze naar voren in hun eerdere videokunstwerk ‘Forest on Location’ (2018). De kunstenaars reisden daarvoor af naar het 11.800 jaar oude het Białowieża-bos op de grens van Polen en Wit-Rusland. Het bos heeft een UNESCO-werelderfgoedstatus en vormt al eeuwenlang een bron van inspiratie voor mythen, legendes en sprookjes. Grootschalige houtkap zorgt er echter voor dat het bos steeds kleiner wordt. Lukács & Broersen schoten beeldmateriaal op locatie en creëerden daarna een soort digitale “back-up”. Ze transformeerden de 2D-fotobeelden vervolgens naar een 3D-ervaring die nog het meeste weg heeft van een game. Daar voegden ze vervolgens een optreden van de Iraanse operazanger Shahram Yazdani aan toe, die verhaalt over een wijze boom die een verdwaalde jongen toespreekt. Het vormt een zeker contrast met onze werkelijke relatie met de natuur, waarin mensen zich alle macht toe-eigenen en de natuur vooral gezien wordt als handelswaar. Naarmate de film vordert, verandert het magische en mysterieuze bos langzaamaan in een meer gedeconstrueerde en gefragmenteerde digitale weergave.
Lukács & Broersen werken sinds 2001 samen. Ze studeerden allebei grafisch design aan de Gerrit Rietveld Academie, gevolgd door een studie in Fine Arts and Design aan het Sandberg Instituut. Daarna voltooide het duo residenties aan onder andere het Chinese European Art Center, The International Artists Studio Program in Stockholm, de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam en Künstlerhaus Bethanien in Berlijn. Hun werk was te zien in verschillende musea, (film)festivals en televisieuitzendingen over de hele wereld, van Centre Pompidou, Foam, IFFR, het New York Film Festival en Lowlands tot de World Expo Shanghai, Rencontres d’Arles en de Sydney Biennale. Lukács & Broersen creëerden onder meer een site-specifiek werk voor de lift van het Stedelijk Museum en een werk voor de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Het kunstenaarsduo maakt naast films, animaties en video’s ook foto’s, zeefdrukken en wandwerken.
Tijdens Art Rotterdam is het werk van Margit Lukács & Persijn Broersen te zien in de Projections-presentatie in de booth van AKINCI.
Het videokunstwerk ‘Fix the Variable, Exclude the Accidental, Eliminate the Impure, Unravel the Tangled, Discover the Unknown’ werd gemaakt in opdracht van het Centraal Museum en is ook opgenomen in de collectie van het museum. Het werk is nog tot en met 1 mei te zien in de tentoonstelling ‘De botanische revolutie’. De titel (‘Repareer de variabele, sluit het toevallige uit, elimineer het onzuivere, ontrafel het verwarde, ontdek het onbekende’) verwijst overigens naar een citaat van Johann Wolfgang von Goethe, in zijn zoektocht naar de essentie van het pure verschijnsel.
Tijdens Art Rotterdam tref je het werk van honderden kunstenaars van over de hele wereld. In deze reeks lichten we een aantal kunstenaars uit die bijzonder werk tonen tijdens de beurs.
De Nederlandse kunstenaar en fotograaf Viviane Sassen werd geboren in Amsterdam woonde tussen haar tweede en vijfde jaar in Kenia. Het verklaart waarom Afrika lang een terugkerend element was in haar werk, met name het werk dat ze voor 2018 maakte. Sassen drukt zich daarin niet uit in westerse stereotypen over Afrika, maar legt juist de nadruk op eigentijdse elementen uit de Afrikaanse cultuur. Ze werkte daarvoor meestal met scherpe silhouetten, veel schaduwwerking en verzadigde kleuren en haar personages bleven vrijwel altijd anoniem. In de afgelopen paar jaar maakte Sassen twee nieuwe series: ‘Venus & Mercury’ (2019-2020) en ‘Paint Studies’ (2021).
Voor ‘Venus & Mercury’ vond de kunstenaar een verrassende inspiratiebron: het Franse hof in Versailles, in opdracht van het beroemde paleis dat haast mythische proporties heeft aangenomen in onze collectieve verbeelding. Sinds 2008 nodigt Versailles ieder jaar een hedendaagse kunstenaar uit om te reageren op het paleis en de omringende tuinen. Eerder waren dat onder meer Anish Kapoor, Olafur Eliasson, Guiseppe Penone en Jeff Koons. In 2019 werd de eer vergeven aan vijf fotografen, waaronder Nan Goldin en Martin Parr. Sassen was één van deze vijf fotografen en ze kreeg daarmee zes maanden lang toegang tot Versailles. Ze maakte gebruik van de archieven van het paleis, maar ook van de aanwezige architectuur en artefacten. De kunstenaar was daarbij vooral op zoek naar de onzichtbare verhalen, de schandalen en de overdaad aan seks: gesymboliseerd door Venus, de godin van de liefde. Het resultaat is een reeks werken waarin oude en nieuwe elementen gecombineerd worden. Sassen werkte voor deze serie bovendien samen met een groep jonge vrouwen die opgroeide in de omgeving van Versailles. Ze worden afgebeeld in hedendaagse kleding, terwijl ze letterlijk lijken te verdwijnen in de overdadigheid van het paleis. Soms vertegenwoordigen de werken persoonlijke details, waaronder brieven van Marie-Antoinette en verwijzingen naar neusprotheses — de wijdverspreide ziekte syfilis zorgde immers voor hevige misvormingen van adellijke neuzen. De naam ‘Mercury’ in de titel van de serie refereert daardoor zowel aan de Romeinse god Mercurius als aan het giftige middel kwikzilver (in het Engels: ‘mercury’) waarmee syfilis behandeld werd.
Sassens beeldtaal onderging recentelijk een transformatie, toen ze werkte aan haar nieuwste serie ‘Paint Studies’. Ze verkende daarvoor nieuwe combinaties van inkt, verf en collage. De sculpturale verbeeldingen van lichamen maken dat haar werk nog steeds herkenbaar is, maar de lichamen zijn surreëler, sterker gefragmenteerd en het eindresultaat abstracter door de toevoeging van intense, onnatuurlijke kleurvlakken en verhullende kwaststreken. Haar personages blijven veelal anoniem.
Sassen studeerde aanvankelijk fashion design, gevolgd door een studie in fotografie aan de HKU en een master aan Ateliers Arnhem. Sassen is zowel werkzaam als modefotograaf — voor bedrijven als Miu Miu, Stella McCartney en Louis Vuitton en tijdschriften als i-D en Dazed & Confused — en als beeldend kunstenaar. In 2007 sleepte Sassen de prestigieuze Prix de Rome in de wacht, gevolgd door een Infinity Award van het International Center of Photography in New York in 2011. In 2015 ontving ze bovendien de David Octavius Hill-medaille van de Deutsche Fotografische Akademie en in datzelfde jaar werd ze genomineerd voor de Deutsche Börse Photography Prize.
Het werk van Sassen was eerder onder meer te zien in de hoofdtentoonstelling van de Biënnale van Venetië (2013), in het MoMA in New York, The Photographers’ Gallery in Londen, het Museum of Contemporary Photography in Chicago, The Central Academy of Fine Arts in Beijing, Fotografiska in Stockholm, de Scottish National Portrait Gallery, Huis Marseille, het Nederlands Fotomuseum en Rencontres d’Arles. Tot en met 29 mei is haar werk ook te zien in een solotentoonstelling in Fotomuseum Winterthur in Zwitserland.
Tijdens Art Rotterdam zal het werk van Viviane Sassen te zien zijn in de booth van STEVENSON.
Tijdens Art Rotterdam tref je het werk van honderden kunstenaars van over de hele wereld. In deze reeks lichten we een aantal kunstenaars uit die bijzonder werk tonen tijdens de beurs.
Toen de Duitse kunstenaar Joana Schneider van München naar Den Haag verhuisde werd ze meteen verliefd op de zee, puur omdat ze daar tot die tijd zo weinig mee in aanraking was gekomen. Ze begon aan een studie mode aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, maar ze was nog erg zoekende. Toen ze de opleiding ‘Textiel en Mode’ aan hetzelfde instituut ontdekte begonnen de stukjes beter op hun plek te vallen en in 2018 studeerde Schneider af als textielontwerper. In de haven maakte ze kennis met de netten die de vissers gebruikten en ze constateerde tot haar verbazing dat deze touwen en netten slechts twee weken in gebruik zijn, om vervolgens te worden weggegooid. Ze besloot zich te specialiseren in het bewerken van het zware, stugge materiaal en heeft daarvoor inmiddels verschillende technieken ontwikkeld. Ze schakelde daarbij de hulp in van vissers en ambachtslieden in Scheveningen en Katwijk, die haar bekend maakten met hun unieke knoop- en weeftechnieken. Ze combineert die technieken vervolgens met hedendaagse technieken en andere ambachten als traditioneel dakdekken met riet. Met haar afstudeerproject aan de KABK sleepte Schneider meteen de Keep an Eye Textile & Fashion Award in de wacht.
Het werk van Schneider straalt een diepe waardering uit voor klassieke ambacht, voor de creativiteit van mensen die met hun handen werken. Indirect speelt ze ook met gendernormen, door “vrouwelijke” materialen (textiel) en fysiek zware “mannelijke” ambachten te combineren. Het ruwe doch flexibele materiaal is een sturende factor binnen het werk. Ze maakt daarmee grote werken van touw en gerecycled garen, een arbeidsintensief proces. Sommige werken vereisen maar liefst dertigduizend steken! Als ze het materiaal bewerkt komt haar achtergrond in textieldesign naar boven. Ze maakt bijvoorbeeld gebruik van technieken als borduren, passementerie en het weven van wandtapijten. Ook technisch ontwikkelt haar praktijk zich: Schneider experimenteert al jaren met speciale machines. Binnen het artistieke proces is er bovendien genoeg ruimte voor een bepaalde spontaniteit en intuïtie.
De felgekleurde, theatrale en soms griezelige gezichten van de kunstenaar roepen meteen een reactie op bij de kijker. Duurzaamheid is een keyword in het werk van Schneider, die haar ecologische voetafdruk zo klein mogelijk probeert te houden en daarbij ook rekening houdt met de transport van haar grootschalige installaties. Het geurende materiaal van haar werken draagt nog steeds de sporen van de zee. De kunstenaar stelt daarmee ook vragen over milieuvervuiling en onze eigen ecologische voetafdruk. Door de netten en touwen te hergebruiken zorgt ze voor minder afval in de zee, afval dat anders een gevaar vormt voor de zeedieren die er in verstrikt kunnen raken.
Voor haar nieuwere werk laat Schneider zich inspireren door een veelheid aan bronnen. Zo toont ze tijdens Art Rotterdam een werk waarin ze zich uitspreekt over het moederschap van bepaalde influencers in het digitale tijdperk, terwijl ze zich visueel laat prikkelen door schilderingen in een kerk in München. Soms wordt het werk van Joana gecombineerd met dat van haar zus Leonie Schneider, die ook vertegenwoordigd wordt door Rademakers Gallery. Voor sommige werken lieten ze zich beide inspireren door hetzelfde onderwerp: het huis van hun grootmoeder in Beieren.
Het werk van Schneider is onder meer opgenomen in de collecties van Deloitte, het Stedelijk Museum Amsterdam, Museum Aalborg in Denemarken en de Lakeside Art Collection, een collectie die op dit moment (deels) te zien is in een verhuurd compartiment in Depot Boijmans van Beuningen Museum.
Tijdens Art Rotterdam is het werk van Joana Schneider te zien in de booth van Rademakers Gallery en in de Prospects tentoonstelling van het Mondriaan Fonds. Voor de 10e keer op rij presenteert het Mondriaan Fonds hier het werk zien van 88 startende kunstenaars. Alle kunstenaars ontvingen in 2020 een financiële bijdrage van het Mondriaan Fonds om een start te maken met hun carrière.
Tijdens Art Rotterdam zie je het werk van honderden kunstenaars van over de hele wereld. In deze reeks lichten we een aantal kunstenaars uit die bijzonder werk tonen tijdens de beurs.
Niet alle kunstenaars gedijen bij een gestructureerd kunstenaarsbestaan, waarin de studio dient als een al dan niet magisch toevluchtsoord waarin het allemaal maar moet gaan gebeuren. De Vlaamse kunstenaar Frederik Lizen, die sinds 2010 werkt onder het synoniem En plein public, werkt het liefst buiten. Meestal in een stedelijke context in Antwerpen, waar hij woont en werkt. Daarbinnen is hij vooral geïnteresseerd in de non-spaces — loze, non-functionele openbare ruimtes — en andersoortige grijze publieke ruimten. Zijn kleurrijke werken schildert hij bij voorkeur op de houten hekken die bouwplaatsen afschermen van de buitenwereld, in feite het tegenovergestelde van een leeg canvas. Soms neemt Lizen het concept van ‘en plein air’ letterlijker en vlucht hij naar het platteland, waar hij zijn gebruikelijke modus operandi — het gebruik van spuitverf, inkt, collage en acryl op monumentale panelen — verruilt voor het meer klassieke en kleinschalige gebruik van aquarel en krijt op papier. De kunstenaar heeft wel degelijk een atelier, maar dat beschouwt hij eerder als een laboratorium voor experiment en de opslag van materialen. Misschien is zijn echte atelier het gigantische bouwterrein aan de Pelikaanstraat in Antwerpen, waar hij een afspraak maakte met de projectontwikkelaar zodat hij een honderdvijftig meter lange muur aan multiplex panelen mag beschilderen.
Als kunstenaar begeeft Lizen zich tussen twee werelden waar hij zich allebei niet volledig in thuisvoelt: de hedendaagse schilderkunst en de wereld van graffiti. Hij verkiest het werken in de publieke ruimte omdat zijn werken daardoor letterlijk gaan leven. En juist die veranderlijkheid en spontaniteit zijn een essentieel onderdeel van het werk van de Antwerpse kunstenaar. Zodra een werk achtergelaten wordt in de buitenlucht verliest Lizen er de controle over. Het werk is niet alleen onderhevig aan weersomstandigheden, maar ook aan (straat)kunstenaars en dronken studenten die zijn werk overschilderen of de politie die zijn werk zandstraalt of verwijdert — zoals het geval was toen hij in een kritisch werk over George Floyd ook elementen toevoegde die verwezen naar de Belgische politie, om aan te geven dat het niet enkel een Amerikaans probleem is. Die maatschappijkritische insteek is tekenend voor zijn thematiek, vaak met een goede dosis humor. En juist de beperkingen van het werken in de stad dwingen de kunstenaar om snel te werken met een beperkt aantal materialen. Hij ontwikkelde daardoor een specifieke beeldtaal.
De bewuste en onbewuste aanpassingen van zijn werk maken een wezenlijk onderdeel uit van zijn werkproces. In veel gevallen komt Lizen na een tijdje terug naar een bepaald werk om verder te werken. Van het werk met de tekst ‘I can’t breathe’ bleef weinig over na ingrijpen van de politie, maar de overgebleven verflagen gaven het paneel ineens een abstracte kwaliteit. Lizen verkocht het werk vervolgens aan een verzamelaar. Door het werk uit de publieke ruimte naar een white cube te tillen krijgt het meteen een nieuwe context. Maar de kunstenaar bepaalt zelf welke werken een kunstcontext krijgen en welke werken eindigen in een afvalcontainer. Het werk van Lizen vertegenwoordigt eigenlijk een zeker democratisch ideaal: hij nodigt mensen uit om te interveniëren en dat stopt niet bij het maakproces. Hij vertelde in een interview met het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen dat een koper van zijn werk de vrijheid heeft om er naar believen mee door te werken. Lizen: “Als een werk verkocht wordt, kan de eigenaar er zijn zin mee doen: een kast maken of zo… Voor mij is de tentoonstelling dus geen eindstadium.”
Lizen rondde onder meer een Arteventura residentie af in Andalusië en toonde zijn werk onder meer tijdens in SMAK tijdens de Biënnale Van België en in de Vebeke Foundation.
Tijdens Art Rotterdam is het werk van Frederik Lizen te zien in de Solo/Duo Section, gepresenteerd door Geukens & De Vil.
Tijdens de mei-editie van Art Rotterdam zal de NN Art Award voor de zesde keer uitgereikt worden aan een hedendaags kunsttalent met een authentieke beeldtaal en een innovatieve invalshoek. NN Group is sinds 2017 partner van Art Rotterdam en reikt sindsdien ieder jaar een stimuleringsprijs uit. Een jaarlijks wisselende jury van kunstprofessionals maakt daarbij een selectie van vier veelbelovende talenten, waaruit uiteindelijk een winnaar wordt gekozen. Sinds vorig jaar maken deze vier genomineerden ook kans op een publieksprijs, zodat ook de reguliere beursbezoekers hun stem kunnen uitbrengen. De voorwaarden zijn helder: het gaat om kunstenaars die in Nederland zijn opgeleid en hun werk tonen tijdens Art Rotterdam. NN Group koopt daarbij één of meerdere werken van de vier genomineerden voor haar bedrijfscollectie. Vorig jaar werden de NN Art Award (t.w.v. €10.000) én de NN Art Award Public Choice (t.w.v. €5.000) in de wacht gesleept door de Nederlandse kunstenaar Erik Mattijssen, die wordt vertegenwoordigd door Cokkie Snoei. Wij interviewen hem om er achter te komen wat de prijs voor hem betekend heeft en hoe hij de afgelopen periode ervaren heeft.
Hoe voelde het om de NN Art Award te winnen?
Eigenlijk was de nominatie die daaraan vooraf ging het meest opwindend. Te weten dat je werk is opgevallen, temidden van zoveel collega’s, was strelend en vrolijk stemmend. Ik weet inmiddels wel wat ik waard ben, maar het blijft een raar beroep dat met veel onzekerheden gepaard gaat. Het zijn vragen die ik me in het atelier met grote regelmaat stel: zijn de stappen die ik zet spannend genoeg, is het niet teveel schatplichtig aan anderen, is het misschien te voorzichtig enzovoorts. En daar valt — met zo’n erkenning — ineens wat van weg. Bovendien verkeerde ik in goed gezelschap met de drie andere genomineerden: Priscila Fernandes, Lilian Kreutzberger en Claudia Martinez Garay. De grootste luxe is misschien wel de ruime, hoge en goed ontworpen NN Art Award stand, midden op de beurs, en de gelegenheid die dat bood om samen met elkaar een mooie tentoonstelling te maken. Ik ben Cokkie Snoei erkentelijk, die de moed had me voor te dragen terwijl ik er aan gewend was geraakt dat zo’n prijs meer iets was voor jong en aanstormend talent. Ik merkte dat dat voor collega’s van mijn leeftijd bemoedigend werkte; dat er ook op andere gronden gewaardeerd kan worden. Het óók nog krijgen van de publieksprijs vond ik bijna een beetje veel van het goede, maar natuurlijk was ik er blij mee.
Hoe is het afgelopen jaar voor je geweest, in termen van alle lockdowns? Merk je dat het op een inhoudelijke manier invloed heeft op je gemoed en/of je werk?
Ik voelde me vooral geprivilegieerd met werk dat onafhankelijk van anderen door kan gaan. Je zult maar in een band spelen, of theater maken of vier schoolgaande kinderen hebben. Het vergrootte aanvankelijk de concentratie, zo zonder alle verleidingen. Maar ik moet zeggen dat ik na de laatste lockdown in december bespeurde last te krijgen van het ontbreken van glans. Amsterdam, de stad waarin ik woon, is doffer zonder alle leven waaraan je gewend was. Iedereen doet z’n best, maar het blijft droevig, al die caféstoelen bovenop de tafels, dichtgeplakte ramen en verlaten straten. Ik heb in mijn werk vooral tegenwicht willen bieden, maar er sluipt ontegenzeggelijk een grotere melancholie in.
Hoe kwamen de werken die je toonde tijdens Art Rotterdam tot stand? Volg je een specifiek proces?
Het half jaar voorafgaande aan de beurs kon ik werken in een prettig atelier in Berlijn, van Livingstone Gallery Projects. Ook die stad zat op slot, dus ik moest een eigen ritme verzinnen. Zo kwam ik er toe elke ochtend te beginnen met het schilderen van een kleine gouache die vóór twaalf uur af moest zijn. Het werd speelgoed, niet te ingewikkeld, een onderwerp dat ik aanvankelijk bewaard had voor het tekenen van een grote, overvolle speelgoedwinkel. Ik maakte er ruim honderd, die we op één wand tentoonstelden in de galeriestand van Cokkie Snoei. Daarnaast werke ik verder aan grote, samengestelde scenes, interieurs waarin zich iets afspeelt waar je niet helemaal grip op krijgt. Het werden er twee: Zum Abschied, naar aanleiding van een tekst van schrijfster Judith Herzberg en Des Pudels Kern, waarvoor de slaapkamer van Goethe, in zijn huis in Weimar, de inspiratie vormde. Dat beide nieuwe werken in de NN Art Award stand meteen aan een groot publiek getoond konden worden was een flinke aanmoediging en een mooie aanvulling op wat we in de stand van de galerie konden laten zien.
Zijn er bijzondere dingen die je hebt kunnen verwezenlijken dankzij het prijzengeld? Wat heeft het winnen van de prijzen concreet voor je betekend?
Het gebeurt wel vaker dat ik geld uitgeef dat er eigenlijk nog niet is, in vol vertrouwen dat het wel goed komt. Zo besloot ik in Berlijn al dat de speelgoedserie een mooi boek zou kunnen worden, en dat is uiteindelijk voor een groot deel bekostigd met het prijzengeld. Het krijgen van de prijs heeft in de Art Rotterdam-week mede geleid tot een interview op NPO radio 1 in het programma Kunststof en ik zag mijn volgers op instagram meteen in aantal toenemen! Al met al zweefde ik een beetje, die week.
Wat is jouw ultieme advies voor jonge kunstenaars?
Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is het niet: ik zou hen willen aanraden niets na te jagen: er voor te zorgen dat het werk dat je maakt echt helemaal van jóu is. Dat je je weinig aantrekt van kritiek van anderen, of van wat er in de mode is; jij bent de enige die beslist welke kant het op moet. Daarbij zou ik hen willen aanbevelen zelf het initiatief te nemen om het werk ergens tentoon te kunnen stellen en niet te wachten op galeriehouders.
Maar bovenal: het belangrijkste is aan het werk te blijven, goed voor jezelf te zorgen, je af te zonderen. Ik heb het bij teveel oud-studenten van de Rietveld Academie — waar ik lang les gaf — gezien, dat andere zaken voor gingen. Dat de bezetenheid verdween en het plezier minder werd. En dat is jammer.
Als winnaar van de vorige editie mag je tijdens deze editie plaatsnemen in de jury. Hoe is het om als kunstenaar het werk van andere kunstenaars te beoordelen?
Het was vooral leuk om in een bekwame, enthousiaste jury te zitten, waar heel zorgvuldig gekeken en gesproken werd. Wikkend en wegend zijn we tot een mooi, divers gezelschap van vier genomineerden gekomen. Het blijft arbitrair natuurlijk, appels en peren vergelijkend. Winnaars en verliezers zijn ongemakkelijke categorieën in de kunst.